‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’ – het is een gevleugelde uitspraak van Johan Cruijff. In actieonderzoek geldt iets vergelijkbaars: je krijgt het pas door als je het probeert te veranderen. Dan zie je pas of een belemmering schuilt in de regels of in de toepassing ervan. Pas dan merk je hoe de opgave van de ene overheidsorganisatie de opgave van de andere overheidsorganisatie kan belemmeren.
Op verzoek van de City Deal-gemeenten bevroegen Lian Stouthard en Hilde van Xanten, beiden werkzaam in het programma Integraal Werken in de Wijk (IWW), de medewerkers van de gemeenten over hun actieonderzoeken. Samengevat geven die deze vijf tips:
1. Doel van actieonderzoek
Bij actieonderzoek gaat het niet alleen om het ontwikkelen van kennis om de werkelijkheid te begrijpen, maar ook om kennis om de werkelijkheid te veranderen. Het gaat om het veranderen van de praktijk en het volgen van deze veranderingsprocessen. De verzamelde kennis is direct bestemd voor de betrokkenen. De belanghebbenden zijn geen object van onderzoek, maar zijn medeonderzoekers. Als een medewerker van een wijkteam met een casus tegen een muur oploopt is dat een recept voor frustratie. In een actieonderzoek zijn dat de leermomenten.
2. Van onderop
Actieonderzoek begint van onderop. Leer van casussen en kijk of je daar patronen in kunt herkennen. In Tilburg hebben ze zo vier giftige cocktails benoemd: combinaties van factoren die het lastig maken om echt integraal te werken. Bekijk wat er speelt bij de toegang tot, en het feitelijk bieden van, ondersteuning aan inwoners. Laat je verrassen door met inwoners en medewerkers in gesprek te gaan, bijvoorbeeld via de aanpak Klantreis sociaal domein. Kijk zeker ook naar beschikbare data – wat valt daaruit te lezen? In Leeuwarden en Twente hebben ze bijvoorbeeld op een rij gezet hoeveel mensen met invordering door de sociale dienst te maken hebben. Hoeveel tijd kost dat de afdeling invordering, en hoeveel geld is ermee gemoeid?
3. Het hele systeem in de kamer
De kwesties die in actieonderzoeken worden opgepakt, kennen vaak veel ‘probleemeigenaren’. Om een integraal antwoord te vinden, en om de oplossing duurzaam te laten zijn, is het van belang dat iedereen meedenkt en meedoet; in Amsterdam zijn wel zes partijen of afdelingen betrokken bij de analyse van de fraudefuik. Of zoals in Twente, waar naast gemeenten ook zorgverzekeraars en het ministerie meedenken over oplossingen.
4. Experimenteer
Als je de praktijk wilt veranderen, is uitproberen en daarvan leren een must. Leg niet alleen de knelpunten bloot, maar kijk ook hoe ver je komt met alternatieve oplossingen. Zo zien we in Utrecht dat het voor jongeren onder de 23 heel moeilijk is om aan woonruimte te komen, omdat zij veel minder huurtoeslag krijgen. Dit belemmert de uitstroom uit beschermd wonen. Uiteindelijk is bedacht om jongeren een woning aan te bieden die passend is als ze 23 zijn (en wel volledige huurtoeslag kunnen krijgen). In de tussentijd wordt het verschil tussen lagere huurtoeslag en de gewone huurtoeslag aangevuld vanuit het maatwerkbudget. Voor zulke experimenten is wel bestuurskracht nodig en de vastberadenheid om de gevonden oplossingen ook te borgen in de dienstverlening.
5. Agendeer
Voor sommige knelpunten moet de wet worden herzien. Zo biedt de Participatiewet op dit moment geen ruimte om bij de verrekening van inkomsten uit ‘gokken of fokken’ ook de kosten die bewoners maken te verrekenen (zie artikel De slechtste gok ooit). Dat moet je dan agenderen.
Dit artikel verscheen eerder in Maatwerk Magazine, een uitgave van City Deal Eenvoudig Maatwerk en Programma Sociaal Domein.